Bijna 90% van de partners van een bevallen moeder neemt geboorteverlof op. Vervolgens kiest bijna drie kwart daarna ook voor het nieuwe aanvullend geboorteverlof. Van de kwart die dat niet doet, geven twee op de vijf aan dat ze niet kunnen rondkomen van de uitkering van het aanvullend verlof. Hoe lager het gezinskomen, des te minder vaak men het aanvullende geboorteverlof opneemt. Onder de € 4.000 per maand neemt maar 63% aanvullend verlof op. Boven de € 4.000 is dat 85%.
De Wet WIEG
Dat blijkt uit een evaluatie van de Wet invoering extra geboorteverlof (WIEG) die Minister Karien van Gennip van Sociale Zaken op 11 mei aan de Tweede Kamer heeft gestuurd. Het bevestigt al wat haar voorganger, Wouter Koolmees vorig jaar augustus zei: het aanvullend geboorteverlof is minder aantrekkelijk voor werknemers met lage inkomens. Van Gennip komt er op terug bij de evaluatie van de Wet betaald ouderschapsverlof in de tweede helft van 2023. Die wet regelt het ouderschapsverlof na het bevallingsverlof en het (aanvullend) geboorteverlof voor de partner.
Werkweek
Sinds 1 januari 2019 krijgen partners in loondienst van net bevallen moeders recht op een werkweek geboorteverlof. Sinds 1 juli 2020 hebben die partners ook recht op aanvullend geboorteverlof van vijf werkweken. Het aanvullend verlof mag alleen na afloop van het gewone verlof, maar uiterlijk binnen zes maanden na de geboorte van het kind worden opgenomen. De eerste week van het gewone verlof betaalt de werkgever het loon 100% door. Het aanvullend verlof is een UWV-uitkering van 70% van het dagloon van de werknemer afgetopt op 70% van het maximumdagloon.
Eenvoudig
De evaluatie van de WIEG was niet alleen onder ouders, maar ook onder werkgevers. Zij noemen dezelfde redenen als werknemers voor het niet gebruiken van het aanvullend geboorteverlof. Het goede nieuws is dat driekwart van de werkgevers de aanvraagprocedure van de verlofuitkering bij het UWV eenvoudig tot zeer eenvoudig vindt.